Oudere
De term oudere heeft niet zozeer te maken met leeftijd zoals de term bejaarde, maar vooral met het begin van een nieuwe, laatste levensfase waarin het arbeidzame leven wordt afgerond, nieuwe doelen worden geformuleerd en de balans van het leven wordt opgemaakt. Het moment waarop de laatste levensfase ingaat, is afhankelijk van het arbeidsleven, opleidingsniveau, sociale klasse enz.
Pensioen
Pensioen is een inkomen voor de tijd dat men niet meer werkt op latere leeftijd of niet meer kan werken wegens arbeidsongeschiktheid. Vaak maakt ook een uitkering aan achterblijvende partners en wezen deel uit van een pensioenregeling. Daarnaast kunnen pensioenregelingen bepalingen bevatten voor pensioenopbouw in speciale gevallen, zoals militaire dienstplicht, zwangerschap een kortstondige werkloosheid.
Pijlerstelsel
In de meeste landen bestaat het pensioenstelsel uit drie pijlers.
De eerste pijler is een basispensioen, gewoonlijk door de staat geregeld en gewoonlijk gefinancierd door middel van een omslagstelsel (in Nederland de AOW). Deze pijler heeft als doel ten minste een basisvoorziening te scheppen waarmee armoede onder ouderen wordt voorkomen. In sommige landen gaat de eerste pijler veel verder dan een basisinkomen, waardoor de rol van de tweede pijler kleiner is.
De tweede pijler bestaat uit pensioenrechten, dit zijn rechten die werknemers tijdens hun werkzame leven opbouwen. Dit is wat in de volksmond 'het pensioen' wordt genoemd. De premie wordt betaald door werknemer en werkgever samen. Pensioen is een secundaire arbeidsvoorwaarde (uitgesteld loon) waarbinnen een aanvullend pensioen wordt opgebouwd (aanvullend op de AOW), meestal tot de fiscaal toegestane grens (zie fiscaliteit). Pensioen in de tweede pijler wordt dus altijd opgebouwd in de relatie werkgever-werknemer. De tweede pijler wordt gefinancierd door een kapitaaldekkingsstelsel of - veel minder vaak - een omslagstelsel, of een combinatie van beide. In sommige landen (Duitsland, Portugal, VS) wordt nog de boekreserve gebruikt als financieringssysteem. Omdat dit systeem riskant is voor de begunstigden loopt het gebruik er van steeds meer terug. Bij een kapitaaldekkingsstelsel bouwt een werknemer zijn eigen 'spaarpot' op, waaruit later het pensioen wordt uitgekeerd. Het doel van de tweede pijler is om, samen met de eerste pijler, een redelijk inkomen te geven aan ouderen dat is gerelateerd aan het gedurende het werkzame leven genoten salaris. In Nederland is dat meestal 70% van het gemiddeld verdiende salaris (middelloonsysteem). Die 70% wordt behaald door de AOW en het zelf opgebouwde pensioen bij elkaar op te tellen. Pensioengrondslag is het pensioengevend salaris minus de zogenoemde franchise, over die franchise wordt geen pensioenpremie betaald. Een tweede pijler pensioen van een kapitaalgedekt pensioenfonds wordt gespaard via het beschikbare premiesysteem, het verzekeren van een pensioenkapitaal of het beschikbare uitkeringssysteem. In het laatste geval is de hoogte van het pensioen gebaseerd op het salaris, ofwel op basis van een eindloonsysteem, ofwel op basis van een middelloonsysteem. Ook de zeldzame vastebedragenregeling wordt tot deze categorie gerekend.
De derde pijler is vrijwillig, alle inkomensvoorzieningen die mensen zelf treffen vallen hieronder zoals lijfrente, levensverzekeringen en inkomsten uit eigen vermogen. Meestal gaat het om commerciële spaarproducten, met of zonder verzekeringselement, met fiscale concessies en beperkingen; voor Nederland zie Lijfrente (Nederland) en Banksparen. De producten in deze pijler zijn bedoeld voor reparatie van pensioenbreuken en -gaten. Deze ontstaan bijvoorbeeld door het veranderen van baan, verblijf in het buitenland of niet deelnemen aan het arbeidsproces. Zelfstandigen en ondernemers zijn volledig aangewezen op pensioenopbouw in de derde pijler. In deze pijler zijn alle pensioenen kapitaalgedekt en georganiseerd via het beschikbare premiesysteem. Nationale en internationale waardeoverdracht is in de praktijk vrijwel niet mogelijk.
Pensioengerechtigde leeftijd
In 1889 voerde Otto von Bismarck het eerste wettelijke staatspensioenfonds in. De gemiddelde leeftijdsverwachting van een Duitse man was toen 72. De pensioengerechtigde leeftijd werd gesteld op 70 jaar. Deze leeftijd zakte naar 65 jaar, wat een internationale norm werd. Die leeftijd geldt overigens zeker niet universeel en staat in meerdere landen onder druk. De pensioengerechtigde leeftijd werd na het salaris een van de belangrijke punten van de vakbonden in loononderhandelingen. In communistische landen beijverden de regimes zich om het pensioen vroeger te laten ingaan. Lagere pensioengerechtigde leeftijden werden ook overeengekomen voor groepen met zware banen, zoals mijnwerkers, bemanning van stoomlocomotieven en voor vrouwen.
Omdat de pensioengerechtigde leeftijd een product van de klassenstrijd was geworden, werd hij meer en meer vaststaand, ondanks een toenemende levensverwachting en technologische vooruitgang. Bij de vervanging van stoomlocomotieven door diesel- en elektrische locomotieven werd de pensioengerechtigde leeftijd niet aangepast. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft echter wel bepaald dat een lagere pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen niet verenigbaar is met het Europese non-discriminatiebeleid (voor nieuwe lidstaten geldt een overgangstermijn). Aan de andere kant werd echter ook een hogere pensioenpremie voor vrouwen om dezelfde reden afgewezen, hoewel vrouwen langer leven en dus langer pensioen genieten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten